Om een kwaliteitsvolle bemiddeling te kunnen organiseren hebben de wetgever, rechtsspraak en rechtsleer een deontologisch kader gecreëerd voor de bemiddelaar om een duidelijke grens te trekken wat een bemiddelaar kan, mag en niet kan en mag doen naar zijn cliënten toe.

Dit is uiteraard niet enkel in het voordeel van de bemiddeling op zich, het komt ook de cliënten ten goede en uiteindelijk ook de bemiddelaar zelf zodat deze een houvast heeft en weet waaraan zich al dan niet te houden.

Er is uiteraard geen aparte deontologie voor een familiale bemiddelaar.

De deontologische rechten en verplichtingen zijn voor alle bemiddelaars dezelfde, doch daar we een aantal voorbeelden geven die toegespitst zijn op de praktijk van de erkende bemiddelaar in familiezaken hebben we dit dan ook de deontologie van de familiale bemiddelaar genoemd.

We zullen hier niet alle verplichtingen en rechten van de bemiddelaar opsommen, we pikken er de belangrijkste uit en dat zijn onzes inziens: de neutraliteit van de bemiddelaar, zijn onafhankelijkheid, de vertrouwelijkheid van de bemiddeling (wat leidt tot een aantal onverenigbaarheden) en het bewaren van het evenwicht tussen de partijen door de bemiddelaar.

De neutraliteit van de bemiddelaar

De bemiddelaar dient in alle omstandigheden zijn neutraliteit te bewaren.

In de zaken waarin hij bemiddelt mag hij niet als een rechter optreden; hij mag niet beslissen over wie er al dan niet gelijk heeft, maar hij dient onpartijdig te zijn en deze onpartijdigheid te behouden.

Dit is een essentieel verschil tussen een familiale bemiddelaar en een familierechter. De familierechter wordt geroepen om de betwisting tussen de partijen te beslechten en de rechter moet een standpunt innemen: hij mag niet weigeren recht te spreken dus hij moet op het einde van de rit een uitspraak doen (een vonnis).

Hij mag zich niet schuldig maken aan rechtsweigering.

Ook ligt er hier een verschil tussen de familiale bemiddelaar en een advocaat in familiezaken: de advocaat is de verdediger van zijn/haar cliënt, zelfs in onderhandelingen, en dient zijn cliënt met raad en daad bij te staan.

De advocaat is daarentegen steeds partijdig.

De familiale bemiddelaar staat de beide partijen samen bij en begeleidt het proces en tracht uit de inhoud te blijven. Hij staat tussen de partijen in, niet boven hen zoals een Rechter, en hij staat hen ook niet bij zoals een advocaat.

Voor de familiale bemiddelaar is dus de neutraliteit gelijk te stellen met onpartijdigheid.

Dit vergt van de bemiddelaar ook de nodige afstand en kiesheid.

Als bvb één van beide cliënten reeds aanwezig is ten kantore en de andere nog niet zal de bemiddelaar er zich van onthouden een praatje te maken met deze reeds aanwezige cliënt, al was het maar over het weer of over het werk.

Dit kan bij de andere cliënt die dan later binnenkomt de indruk wekken dat er reeds van alles besproken is waarbij de neutraliteit en de onpartijdigheid van de bemiddelaar, zelfs ten onrechte, in vraag gesteld zou kunnen worden.

Zo wordt er door ons ook met de cliënten afgesproken dat wanneer zij een mail naar ons sturen zij de andere partij in kopie zetten.

Als wij dan antwoorden zullen wij dan ook aan beide tegelijk antwoorden.

Doet één van de partijen dat niet dan zullen wij, alvorens te antwoorden, eerst vragen dat men de andere ook in kopie zet.

Op die wijze wordt niet rechtstreeks gecorrespondeerd met één van de partijen achter de rug van de andere en wordt de neutraliteit veilig gesteld.

Dit maakt de bemiddeling uiteraard ook transparanter.

Het is dus ook absoluut te mijden om zelfs maar een schijn van partijdigheid te creëren.

Zo wordt ik ook regelmatig geconsulteerd over echtscheidingsproblemen als advocaat.

De cliënt en ik bespreken dan zeer uitvoerig alle problemen en mogelijkheden tot oplossingen, soms ook de te volgen tactiek of het te volgen pad.

Op het einde van zo’n (soms toch wel lang) consult vraagt dan de cliënt of ik niet tussen hem/haar en zijn/haar echtgeno(o)t(e) wens te bemiddelen want dat zou toch ook een oplossing kunnen zijn.

Op dat ogenblik dien ik deze persoon teleur te stellen vermits ik al uitvoerig advies verleend heb aan deze persoon waardoor ik uiteraard mijn neutraliteit kwijt ben. Daarenboven zit ik ook in de knoop met het beroepsgeheim (zie verder).

Ik zal deze cliënt dus dienen te ontgoochelen: als er bemiddeld dient te worden zal er een neutrale bemiddelaar dienen aangesteld te worden en daarvoor kom ik niet meer in aanmerking.

Om de bemiddeling te doen slagen is een neutrale bemiddelaar uiteraard de enige optie.

De onafhankelijkheid van de familiale bemiddelaar

De familiale bemiddelaar draagt er zorg voor niet te bemiddelen voor mensen die hem of haar nabij staan: geen familieleden, geen goede vrienden of andere kennissen.

Vermits hij deze mensen toch al op zekere wijze kent en wellicht al op de hoogte is van een deel van hun problemen zal de bemiddelaar niet de gepaste afstand in acht kunnen nemen en wellicht een te grote betrokkenheid aan de dag leggen wat er toe kan leiden dat het vertrouwen geschonden kan worden.

De onafhankelijkheid van de bemiddelaar vereist ook dat hij geen cliënten aanvaardt die hij vroeger reeds, wellicht in andere omstandigheden en over andere zaken, in een andere functie geholpen heeft.

Als bvb één van de partijen reeds vroeger bij de bemiddelaar is geweest voor een ander probleem als psycholoog of als advocaat zal de bemiddelaar zich onthouden van optreden terzake.

Hij kan hier ten aanzien van de andere cliënt de indruk wekken niet onafhankelijk genoeg te zijn en niet onpartijdig te zijn.

Vertrouwelijkheid van de familiale bemiddelaar en de bemiddeling

De vertrouwelijkheid volgt uit art. 1728 Ger.W.

De verplichting tot vertrouwelijkheid is er ook voor de partijen, niet alleen voor de bemiddelaar.

De reden hiervoor is duidelijk:

In het kader van een bemiddeling mogen de partijen “het achterste van hun tong” laten zien, zij mogen daar bepaalde voorstellen doen waarin zij uiteraard heel ver kunnen gaan, zij mogen bepaalde voorstellen op papier zetten, overmaken en mede delen en dit alles op een wijze dat dit er kan toe bijdragen dat het probleem tussen hen op één of andere wijze opgelost geraakt.

Mochten deze voorstellen later – wanneer de bemiddeling niet geslaagd is – op één of andere wijze tegen hen kunnen gebruikt worden, bvb voor de Rechtbank, dan zouden partijen in de bemiddeling zo zeer geremd worden dat de bemiddeling geen kans op slagen zou hebben.

Een klassiek voorbeeld is dat er een discussie is over een persoonlijk onderhoudsgeld dat al of niet betaald moet worden aan de (bijna ex-) partner.

In het kader van een bemiddeling kan degene die alimentatie zou moeten betalen een voorstel doen om een bepaald bedrag per maand te betalen voor een bepaalde periode (bvb een bedrag van 500 euro per maand gedurende 18 maanden).

Komt daarover een globaal akkoord dan kan dit gehomologeerd worden door de Rechtbank; geraken partijen er niet uit dan behouden zij al hun rechten:

Diegene die meent gerechtigd te zijn op alimentatie zal wellicht een hoger bedrag voor langere termijn vragen en diegene die het eventueel zou dienen te betalen zal wellicht principieel de vordering tot alimentatie afwijzen.

Door de vertrouwelijkheid te garanderen wil de wetgever de bemiddeling alle kansen op slagen geven.

Wanneer er nadien dus in een procedure voor de Rechtbank stukken uit de bemiddeling zouden gebruikt worden dan kan de Rechtbank de partij die dat ten onrechte doet tot schadevergoeding aan de andere veroordelen.

De alimentatiegerechtigde uit het voorbeeld van deze tekst kan dus niet aan de Rechtbank zeggen dat de alimentatieplichtige op een bepaald moment een voorstel heeft gedaan om 500 euro te betalen gedurende 18 maanden. Deze alimentatiegerechtigde mag hier ook geen stukken over voorleggen.

De Rechtbank zal dan hoe dan ook (en zoals men dat in het jargon zegt) deze onrechtmatige stukken “uit de debatten weren”, dit wil zeggen dat de Rechtbank er geen aandacht zal aan schenken en dat daar niet over gepraat mag worden.

Beroepsgeheim

Het beroepsgeheim van de bemiddelaar volgt ook uit art.1728 Ger.W.

In de tekst van de wet staat er dat de bemiddelaar geen zaken die hij in zijn hoedanigheid van bemiddelaar te weten komt openbaar mag maken en dat hij niet mag getuigen over die zaken noch voor een Rechtbank noch buitengerechtelijk.

Als hij dat toch doet, is hij strafbaar op grond van art.458 van het Strafwetboek.

In dat geval riskeert de familiale bemiddelaar dus een vervolging voor de Correctionele Rechtbank.

Deze mogelijks strafrechtelijke vervolging staat los van mogelijke tuchtrechtelijke sancties die de bemiddelaar kan oplopen. Die kunnen gaan tot schorsing en schrapping onder andere door de Federale Bemiddelingscommissie (FBC).

Onverenigbaarheden

De onverenigbaarheden, waar we het thans over zullen hebben, zijn in hoofde van de familiale bemiddelaar een gevolg van diens beroepsgeheim.

Bondig omschreven komt het er in feite op neer dat de familiale bemiddelaar zijn beroepsgeheim als familiale bemiddelaar of in een andere hoedanigheid (bvb als advocaat, psycholoog, therapeut enz.) niet mag schenden door verschillende hoedanigheden aan te nemen, in de volksmond zou men zeggen door “verschillende petten op te zetten”.

Enkele voorbeelden:

 

  • Een therapeut of psycholoog heeft een bepaald parcours doorlopen met een bepaalde persoon, later wordt deze psychotherapeut of psycholoog geraadpleegd door zijn vroegere cliënt en diens partner in het kader van een familiale bemiddeling.

Wellicht is hier in hoofde van de bemiddelaar een onverenigbaarheid omdat hij zijn beroepsgeheim als psycholoog of als psychotherapeut zou kunnen schenden in het kader van de bemiddeling.

Voorts zal deze psycholoog of therapeut zich ook vragen stellen over zijn neutraliteit en onafhankelijkheid gelet op het feit dat hij vroeger reeds is opgetreden in een andere hoedanigheid voor één van zijn cliënten.

 

  • Een klassieker is dat van de bemiddelaar die ook advocaat is:

Deze is opgetreden voor 2 partijen in het kader van de bemiddeling als bemiddelaar. De partijen zijn er niet uitgeraakt en één van die partijen trekt naar de Rechtbank.

De bemiddelaar mag daarna niet als advocaat optreden voor één van die partijen.

Hij weet immers wat er in de bemiddeling allemaal gezegd is geweest en hier komt zijn beroepsgeheim als bemiddelaar in het gedrag. Ook heeft hij uiteraard niet de vereiste neutraliteit noch onafhankelijkheid.

 

  • In de praktijk gebeurt het soms dat iemand optreedt zowel als familiale bemiddelaar als schuldbemiddelaar.

Ons lijkt dit in de praktijk bezwaarlijk te kunnen.

De familiale bemiddelaar is gebonden door zijn beroepsgeheim, de schuldbemiddelaar wordt aangesteld door de Arbeidsrechtbank en diens beroepsgeheim is beperkt.

De familiale bemiddelaar kan zaken te weten komen die de schuldbemiddelaar beter niet te weten komt en omgekeerd. Ook stelt zich hier het probleem van de neutraliteit en de onafhankelijkheid.

Stel u voor dat in de schuldbemiddeling (collectieve schuldenregeling) de bemiddelaar bepaalde voorstellen doet, zullen partijen die durven weigeren wijl deze persoon ook hun familiale bemiddelaar is en zij zowel voor de oplossing van hun familiale als schuldenproblematiek van de schuldbemiddelaar/familiaal bemiddelaar afhankelijk zijn ?

U merkt zelf dat het wringt.

Het evenwicht tussen partijen bewaren

Misschien is dit, op het eerste gezicht, een niet zo voor de hand liggende verplichting van de familiaal bemiddelaar en wellicht maakt het al dan niet kunnen bewaren en bewaken van het evenwicht tussen partijen nu net het verschil uit tussen een sterke familiale bemiddelaar en een minder sterke.

Het bewaken van het evenwicht tussen partijen heeft meestal alles te maken met macht en vooral met machtsongelijkheid die in de meeste relaties speelt en dus ook in ex-relaties.

Soms zijn de partijen het roerend eens hoe bvb de verblijfsregeling van de kinderen geregeld zou moeten worden en wat daar financieel tegenover staat.

Wanneer de ouders bij volle verstand en in volle vrijheid tot dergelijke oplossingen komen dan is er uiteraard geen bezwaar dat de familiale bemiddelaar dit in de familiale overeenkomst opneemt.

Wanneer echter de bemiddelaar opmerkt dat dit geschiedt omdat er zware druk wordt uitgeoefend door één van de ex-partners op de andere en dat deze laatste wellicht toestemt “om er maar vanaf te zijn” dan is dat uiteraard een ander verhaal.

In dat geval zal de bemiddelaar dat akkoord niet zomaar acteren en zal hij of zij op één of andere wijze trachten iets te doen aan de machtsongelijkheid tussen de ex-partners zodat zij op een gelijkwaardige wijze tot een evenwichtige en gedragen oplossing kunnen komen, in alle vrijheid tot stand gekomen.

In dergelijk geval komt de bemiddelaar niet tussen in de inhoud van de bemiddeling doch door het bewaken en het in evenwicht brengen van het bemiddelingsproces draagt de bemiddelaar er zorg voor dat elke partner aan bod kan komen en dat de machtsongelijkheid (minstens voor een stuk) opgeheven wordt.

Hetzelfde geldt wanneer de partijen misschien wel tot een oplossing kunnen komen in volledige vrijheid maar daarbij de belangen van de kinderen duidelijk over het hoofd zien.

In dat geval zal de familiale bemiddelaar er ook dienen over te waken dat er een oplossing uit de bus komt waarin ook de belangen van de kinderen gevrijwaard worden.

Besluit

Op deze wijze moge het duidelijk zijn dat de deontologische verplichtingen die aan ons worden opgelegd er juist gekomen zijn om een kader te creëren waarin alle kansen gecreëerd worden om de bemiddeling te laten slagen.

Bemiddelaars die zich hier niet aan houden riskeren dan ook hiervoor gesanctioneerd te worden en dat is niet meer dan terecht.