Na het beëindigen van de relatie dient er iets te gebeuren met de onroerende goederen. Meestal is er een gezinswoning. Het kan ook gaan over andere onroerende goederen zoals gronden, woningen of appartementen die verhuurd worden, het kan tevens gaan over een tweede verblijf. Alleszins zal er met al deze onroerende goederen iets moeten gebeuren.
- Ofwel worden ze in natura verdeeld
- Ofwel worden ze verkocht en de opbrengst verdeeld
- Ofwel wordt één van die onroerende goederen door de ene van de andere “ingekocht” (in juridische termen spreekt men over een afstand/deling)
- Ofwel wordt het onroerend goed niet verdeeld of verkocht maar in onverdeeldheid gehouden
Zulke onverdeeldheid houdt in dat de ex-partners hun wegen gescheiden zijn doch dat zij van één van hun onroerende goederen (meestal de gezinswoning) samen eigenaar blijven en dat dit voor een langere periode geldt. Die woning zal dus niet verkocht of toebedeeld worden. Er kunnen tal van redenen zijn om het onroerend goed in onverdeeldheid te houden.
Een vaak voorkomende reden is dat men de kinderen in de ouderlijke laatste woonst wil laten verblijven tot deze een bepaalde leeftijd bereikt hebben of afgestudeerd zijn, het gebeurt ook dat op die wijze de ex partner met een laag inkomen toch nog aan een woonst geholpen kan worden en/of op deze wijze over een soort van onderhoudsgeld in natura kan beschikken.
Er zijn dus redenen te over om een onroerend goed in onverdeeldheid te houden en daar moeten we nu niet op ingaan.
De vraag is hoe lang dergelijke onverdeeldheid kan en mag duren.
Tot voor kort ging men ervan uit dat dergelijke onverdeeldheid slechts voor maximaal 5 jaar kon aangegaan worden en verlengd kon worden in onderling overleg voor periodes van maximaal 5 jaar en zulks op grond van art. 815 van het Burgerlijk Wetboek.
Dit leidde in de praktijk tot heel wat moeilijkheden omdat de ex partners de onverdeeldheid langer dan 5 jaar wilden laten duren (denkt maar aan het hoger vermelde voorbeeld i.v.m. de kinderen) doch niet verder geraakten dan de 5 jaar.
Na 5 jaar was de situatie dan soms veranderd en wou 1 van de 2 ex partners dat het verkocht werd en zo geschiedde alsdan…
Thans gaan de rechtspraak en de rechtsleer ervan uit dat het bewuste 815 Burgerlijk Wetboek enkel van toepassing is op toevallige onverdeeldheden (nalatenschappen) maar niet op vrijwillige onverdeeldheden.
Immers de erfgenamen in een nalatenschap hebben er niet voor gekozen om in onverdeeldheid te gaan en ook te blijven, maar men kan zich situaties voorstellen waarin mensen er zeer bewust en autonoom voor kiezen om in een onverdeeldheid te gaan of te blijven, zoals mensen na hun scheiding.
Derhalve wordt er sinds het Cassatiearrest van 20 september 2013 (dat hieromtrent een uitspraak deed) vanuit gegaan dat i.v.m. vrijwillige onverdeeldheden, waarvoor dus gekozen wordt bij het beëindigen van een relatie of na echtscheiding, de ex partners niet gebonden zijn door deze 5 jaar en zelf een termijn van onverdeeldheid kunnen bepalen.
Men kan dus sinds dit Cassatiearrest overeenkomen dat het huis dus in onverdeeldheid zal blijven tot het jongste kind afgestudeerd is of het jongste kind de leeftijd van 25 jaar bereikt heeft.
Men kan overeenkomen voor 12 jaar in onverdeeldheid te blijven, minder of langer en men kan zelfs voor onbepaalde duur overeenkomen in onverdeeldheid te blijven.
In dat laatste geval zal wel opzeg mogelijkheid voorzien dienen te worden.
Wat er ook van zij: zolang een onverdeeldheid niet eeuwigdurend is, en er een duidelijk einde aankomt of aan kan komen dmv een opzegmodaliteit, zijn de ex partners niet meer gebonden door de termijnen van 5 jaar.
Uw bemiddelaar heeft thans de mogelijkheid om, in tegenstelling tot vroeger, creatief om te gaan met het geven van het in onverdeeldheid houden van bvb de gezinswoning.
Er zijn thans mogelijkheden die er vroeger niet waren doch dit gegeven is blijkbaar nog niet doorgedrongen in de brede kring van professionelen en uiteraard dus ook niet in brede lagen van de bevolking.
Antwerpen 29 september 2016
Jan Peeraer