In familierechtelijke overeenkomsten wordt er zeer veel geschreven over het ouderlijk gezag, hoewel weinig ouders weten wat dat nu eigenlijk inhoudt. Om hieraan tegemoet te komen, probeer ik het ouderlijk gezag uit te leggen in een begrijpelijke taal en met zo weinig mogelijk citaten uit het Burgerlijk Wetboek. Nochtans is het steeds een goed idee om toch eerst eens even naar de wettekst te kijken.
Volgens het Burgerlijk Wetboek (B.W.) houdt het ouderlijk gezag drie elementen in :
- De beslissing over de huisvesting van het kind, de belangrijke beslissingen betreffende de gezondheid, de opvoeding, de opleiding, de ontspanning, de godsdienstige en levensbeschouwelijke keuzes van dat kind. (art.374§1B.W. tweede lid)
- Het beheer van de goederen van het kind.(art.376 B.W. eerste lid)
- Het kind (juridisch) vertegenwoordigen. (art.376 B.W. eerste lid)
De vraag is nu wie dat ouderlijk gezag uitoefent.
Vroeger was de zaak zeer eenvoudig: wanneer de ouders samenwoonden, was het de vader die het ouderlijk gezag uiteindelijk alleen uitoefende, en als moeder niet akkoord ging, moest zij maar naar de Rechtbank stappen. Wanneer de ouders niet meer samenwoonden, was het (meestal) de moeder die het ouderlijk gezag uitoefende en in dit geval moest vader bij niet akkoord naar de Rechtbank stappen. In die tijd sprak men dan ook van een exclusief ouderlijk gezag.
Ondertussen zijn de tijden en de standpunten veranderd, en in de huidige wettelijke regeling is de wetgever ervan uitgegaan dat dit ouderlijk gezag niet meer exclusief door één van beide ouders dient waargenomen te worden, maar in principe door beide ouders samen dient uitgeoefend te worden. Vermits de wetgever (terecht) vindt dat beide ouders een belangrijke rol in het leven van hun kinderen te spelen hebben, dienen zij dan ook samen het ouderlijk gezag uit te oefenen. Nu spreken we dus van een gezamenlijk ouderlijk gezag.
Dit ouderlijk gezag wordt dus door beide ouders samen uitgeoefend, dit voor wat de drie bovenstaande punten betreft. Het spreekt voor zich dat de belangrijke opvoedingsbeslissingen over het kind door beide ouders samen genomen worden.
Een minderjarig kind kan uiteraard zijn eigen goederen en vermogen niet beheren, dat dient door de beide ouders samen te gebeuren.
Dit is belangrijker dan je misschien wel denkt: minderjarige kinderen kunnen soms door schenkingen of testamenten eigenaar zijn van belangrijke roerende of onroerende goederen. In dat geval dienen de ouders dit vermogen te beheren in het belang van hun kinderen onder last, zoals men dat dan juridisch zegt, hiervan rekening en verantwoording af te leggen.
Dit wil zeggen dat als het kind meerderjarig geworden is, hij aan zijn ouders kan vragen wat zij gedaan hebben met die gelden en die onroerend goederen en het is aan de ouders om hieromtrent een gepaste uitleg te verschaffen.
Inderdaad, het vermogen is dat van het betrokken kind en niet van de ouders zelf (art. 379 B.W.).
Een kind kan ook niet voor een Burgerlijk Rechtbank verschijnen, het zal daar door zijn ouders vertegenwoordigd worden.
Denk maar aan het kind dat in een ongeval betrokken is en bij discussies over de verantwoordelijkheid en de schadevergoeding voor de Rechtbank dient te verschijnen: het zijn de ouders die dat in de plaats van het kind zullen doen.
Dit gezamenlijk ouderlijk gezag wordt in de juridische taal ook omschreven als co-ouderschap. De uitdrukking co-ouderschap staat dus volledig los van de bilocatieregeling of week/week regeling. (de juiste juridische terminologie hiervoor is verblijfsco-ouderschap).
In de volksmond wordt het allemaal door mekaar gegooid en dat komt de duidelijkheid niet altijd ten goede.
Ouderlijk gezag en verblijfsregeling staan immers grotendeels los van mekaar.
Of het kind nu in een week/week regeling (verblijfsco-ouderschap) bij papa en mama verblijft, of meestal bij vader in België verblijft en één maal per jaar tijdens de zomervakantie bij moeder in Australië verblijft: het ouderlijk gezag zal in principe door beide ouders gezamenlijk worden uitgeoefend, de moderne communicatiemiddelen maken dat immers mogelijk.
Deze regeling geldt zowel bij samenwoonst van de ouders (art. 373 B.W.) als bij het niet meer samenleven van de ouders (art. 374 B.W.).
Voor zover de ouders een bepaalde beslissing niet samen kunnen nemen, kunnen zij zich tot de Familierechtbank wenden.
De Familierechtbank kan ook steeds een exclusief ouderlijk gezag toekennen aan één van de ouders (art.374§1 tweede lid B.W.) wanneer dit in het belang van het kind zou zijn. In dat geval neemt deze ouder alle aspecten van het ouderlijk gezag alleen waar en kan de andere ouder, bij niet akkoord, zich enkel tot de Rechtbank wenden.
Uit de wet blijkt duidelijk dat dit exclusief ouderlijk gezag slechts in uitzonderlijke gevallen van toepassing kan zijn en dit zal bijvoorbeeld het geval zijn wanneer bvb één van de ouders door medische of psychologische problemen niet in staat is weloverwogen beslissingen voor het kind te nemen.
Wanneer we nu al weten wat het ouderlijk gezag inhoudt en dat dit door beide ouders in principe uitgeoefend wordt, is nog de vraag hoe de ouders dit ouderlijk gezag dienen uit te oefenen.
De enige regel die de ouders voor ogen dienen te houden, is dat zij het ouderlijk gezag dienen uit te oefenen uitsluitend in het belang van hun kind.
Het ouderlijk gezag bestaat niet voor het financiële of psychologische belang van de ouders, het is een zuiver functionele bevoegdheid die dient uitgeoefend te worden ten dienste en in functie van het betrokken kind. Dat is ook de reden waarom bij discussies men zich tot de Familierechtbank kan wenden die dan zal uitmaken wat het belang van het kind is.
De meeste discussies i.v.m. ouderlijk gezag gaan over de schoolkeuze, zoals de meeste familiale bemiddelaars, advocaten en rechters u zullen kunnen vertellen.
Bemiddeling kan hier een aangewezen techniek zijn om bij niet-akkoord tussen de ouders alsnog een oplossing te vinden en om te vermijden dat een kostelijke en langdurige procedure voor de Familierechtbank gevoerd moet worden, waarbij er meestal alleen maar verliezers zijn.
Met een beetje goede wil kunnen we nog aannemen dat dat allemaal discussies zijn die in de beste families kunnen voorkomen doch de zaken kunnen soms zo escaleren dat een kind terecht komt in een verontrustende opvoedingssituatie (VOS).
In zulk geval is de situatie van het kind penibel en verontrustend en zal het parket aan de Jeugdrechtbank vragen maatregelen te nemen in het kader van de Jeugdbeschermingswet.
Het handelt hier bvb over gevallen waarin ouders wettelijk verplichte inentingen niet toelaten, het kind niet medisch, psychologisch of sociaal laten begeleiden wanneer dit volstrekt noodzakelijk is. Maar het kan ook gaan over erge verwaarlozing of geweld al dan niet gepaard gaande met drank- of drugsmisbruik van één van de ouders of door allebei.
In dergelijke gevallen van een VOS kan een Jeugdrechter tussenkomen, waarbij het kind onder het toezicht van deze Jeugdrechter geplaatst wordt en waarbij zowel juridisch als in de praktijk het ouderlijk gezag (al dan niet) geheel door de Jeugdrechter wordt uitgeoefend bij uitsluiting van de ouders.
Ook hier zal de Jeugdrechtbank maar een tussenkomst verlenen op het ogenblik dat dit in het belang is van het kind.
De laatste vraag die we ons moeten stellen is: wanneer eindigt het ouderlijk gezag?
De wet is hieromtrent duidelijk: Het ouderlijk gezag neemt een einde op het ogenblik de dag dat het kind meerderjarig wordt of ontvoogd wordt (art. 372 B.W.).
Op dat ogenblik vervalt automatisch (van rechtswege zeggen juristen) het ouderlijk gezag en zal het kind alle beslissingen over zijn leven zelf kunnen nemen, zijn goederen zonder tussenkomst van zijn ouders kunnen beheren en zelf voor de Rechtbank kunnen verschijnen.
Dit kan in de praktijk soms wel eens tot serieuze spanningen leiden tussen ouders en hun kind, omdat het kind dan wel theoretisch meerderjarig is, maar wellicht nog economisch afhankelijk is van zijn ouders daar het bvb nog studeert.
Zowel in dit laatste geval als in alle gevallen waar er tussen de ouders meningsverschillen zijn over de uitoefening van het ouderlijk gezag, zal een ervaren bemiddelaar meestal kunnen voorkomen dat dergelijke problemen voor de Familierechtbank dienen gebracht te worden, daar deze het nodige zal doen om de ouders bij te staan in het vinden van een oplossing die in het belang is van hun kind.